Inkomen
Eén van de redenen waarom het zo moeilijk kan zijn om uit de bijstand te komen is dat het soms voordeliger is een bijstandsuitkering te ontvangen, dan om te werken. We hebben het hier over de armoedeval, die in de politiek en de media nogal eens wordt genoemd. Wat wordt hiermee bedoeld?
Juist omdat een deel van de werkzoekenden zo moeilijk uit de bijstand kan komen en omdat uit onderzoek iedere keer weer blijkt dat langdurige bijstandsafhankelijkheid kan leiden tot financiële, sociale, medische en psychische problemen, is het armoedebeleid opgezet. Dit beleid is erop gericht aan diegenen die langdurig van de bijstand afhankelijk zijn wat ‘extraatjes’ te geven, zodat de scherpste randjes van het leven op minimumniveau wat worden verzacht. Denk hierbij aan verstrekkingen in het kader van de bijzondere bijstand en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. De groep die het in de bijstand het zwaarste heeft, zijn de alleenstaande ouders. Juist voor hen zijn extra voorzieningen getroffen, mede om te voorkomen dat hun kinderen, doordat ze in een achterstandspositie verkeren, ook weer in de bijstand belanden. Dat is geen effect wat onderschat moet worden.
De armoedeval treedt op als iemand aan het werk gaat en net iets boven het minimum gaat verdienen. Hierdoor wordt weliswaar een zelfstandig inkomen verworven, maar tevens raken deze werkzoekenden hun aanspraken kwijt op de voorzieningen in het kader van het armoedebeleid, waardoor ze er feitelijk op achteruit gaan. Dit kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Maar zo lang sprake is van armoedebeleid voor (langdurig) bijstandsafhankelijken, blijft armoedeval bestaan. Op verschillende manieren is geprobeerd hier een mouw aan te passen. Dit komen we vooral tegen bij de verrekening van de inkomsten uit arbeid en sommige andere bronnen.
In principe moeten alle inkomsten die iemand ontvangt op de uitkering worden gekort, behoudens de in de wet genoemde uitzonderingen, wat past bij het vangnetkarakter van de bijstand. Dit heeft als consequentie dat werkzoekenden in principe niets ermee opschieten als ze parttime gaan werken, omdat hun salaris volledig wordt verrekend met de bijstand (en dan hebben we het nog niet eens over de kosten voor kinderopvang). En gezien het vaak beperkte opleidingsniveau en de geringe werkervaring van een deel van de bijstandsgerechtigden, zullen zij het van laagbetaald en tijdelijk werk moeten hebben. In feite is het vooral het belang van de gemeente wat hier prevaleert, want die hoeft minder bijstand te betalen. Dat laat overigens onverlet dat het ook veel positieve kanten heeft om te gaan werken: je komt weer onder de mensen, je voelt je beter over jezelf en het kan perspectief creëren op een betere baan. Om het ook financieel aantrekkelijk te maken te gaan werken, zijn een aantal maatregelen getroffen die in deze module besproken zullen worden.
De (systeem)technische aspecten van de inkomstenverrekening worden niet besproken. Niet alleen omdat dat een zeer breed en ingewikkeld onderwerp is, maar vooral omdat dit sterk gerelateerd is aan de verwerking in het computersysteem. Deze verwerking zullen jullie in de praktijk leren. We beperken ons hier tot een aantal vormen van inkomen en de gevolgen voor de bijstand, evenals de stimuleringsmaatregelen die zijn getroffen om werkzoekenden aan het werk te krijgen.
Fiscaliteit
De overheid heeft sinds jaar en dag de belastingheffing gebruikt om inkomenspolitiek te bedrijven. Dit betekent dat sommige groepen zwaarder worden belast dan anderen. De laatste tien jaar is de systematiek van de heffingskortingen in zwang gekomen. Dit zijn kortingen op de te betalen belasting voor heel specifieke doelgroepen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om werkende mensen, personen die samenwonen met een partner die meer verdient, of om jonggehandicapten.
Een deel van die heffingskortingen wordt als middel aangemerkt voor de bijstand. Dit betekent dat de heffingskortingen die de werkzoekende ontvangt, gekort worden op de uitkering. In feite hebben de werkzoekenden in zo’n situatie geen voordeel van de heffingskorting, maar wel de daaruit voortvloeiende verplichting. Eigenlijk een broekzak-vestzakverhaal, waar het ministerie van Financiën extra geld aan de werkzoekende uitkeert, dat door de gemeente weer wordt ingehouden.
Afb. 12.1 Heffingskorting: korting op de belastingheffing
De werkzoekende is evenwel verplicht een heffingskorting waar recht op bestaat aan te vragen, voor zover de heffingskorting op de uitkering in mindering moet worden gebracht. Dan is het immers een voorliggende voorziening. Denk ook aan artikel 31 Participatiewet: aanspraak op kunnen maken. Of je de middelen nu feitelijk wel of niet ontvangt, dat doet eigenlijk niet ertoe. Als je recht erop kunt hebben, dan worden ze op de uitkering in mindering gebracht: ook inkomsten waar je recht op hebt, die je niet aanvraagt, worden aangemerkt als middel voor de bijstandsverlening. Als je in een gegeven situatie constateert dat recht bestaat op een heffingskorting zonder dat die is aangevraagd, dan wijs je de werkzoekende hierop en stel je een duidelijke termijn waarbinnen de aanvraag aantoonbaar is ingediend. Dit voorkomt het ontstaan van schulden op een later moment. Mocht je constateren dat de werkzoekende een korting ontvangt waar hij of zij geen recht op heeft, dan is het ook verstandig diegene daar op te wijzen, alweer ter voorkoming van schulden. Als we zeker weten dat de werkzoekende een heffingskorting ontvangt waar hij of zij geen recht op heeft, dan is dit in beginsel geen middel voor de bijstand en hoeft het niet gekort te worden. Als we niet zeker zijn, er blijkt achteraf geen recht te zijn en we hebben de heffingskorting toch gekort, dan heeft de werkzoekende recht op een nabetaling bijstand. We hebben dan immers ten onrechte de heffingskorting in mindering gebracht op de uitkering. De nabetaling vindt doorgaans plaats in het kalenderjaar na de onterechte korting. Dit betekent dat de werkzoekende over dat jaar een hogere jaaropgave ontvangt. Dit kan gevolgen hebben voor kwijtscheldingen en de aanspraak op gemeentelijke regelingen.