1.4 Voorschotten

In de vorige paragraaf hebben we gezien dat de wetgever de werkzoekende een middel in handen heeft willen geven om de gemeente te dwingen de aanvraag tijdig af te handelen. Via het opleggen van een dwangsom kan er druk worden gelegd op de gemeente om haast te maken. Maar zelfs als alles binnen de gestelde termijn wordt afgehandeld, dan zal het voor veel werkzoekenden onmogelijk zijn een periode van acht weken financieel te overbruggen die de gemeente heeft om de aanvraag af te handelen. Om die reden is de mogelijkheid van een voorschot op de uitkering gecreëerd. In dat licht moet je de verplichting zien die gemeenten opgelegd hebben gekregen om uiterlijk binnen vier weken na de datum aanvraag een voorschot aan de werkzoekende te verstrekken. Naast dit zogenaamde wettelijke voorschot, bestaat de mogelijkheid een voorschot te verstrekken als sprake is van een zogenaamde broodsituatie.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

Wettelijk voorschot

Het wettelijk voorschot is het eenvoudigst. Tel vier weken bij de aanvraagdatum op en dat is de dag waarop aan de werkzoekende een voorschot moet zijn verstrekt. Doorgaans wordt de hoogte van dit voorschot gesteld op 90% van de toepasselijke bijstandsnorm. In de eerste plaats omdat de resterende tien procent, de reserveringscapaciteit betreft. Dat is het bedrag wat de werkzoekende geacht wordt te sparen voor onverwachte uitgaven, dus dan is het niet logisch om dit bij wijze van voorschot te verstrekken. In de tweede plaats is op die manier een eventueel beslag buiten het voorschot gehouden, want de beslagvrije voet is ongeveer 90 procent van de uitkering. In de derde plaats is het voorschot gebaseerd op een periode van vier weken en niet van een maand, zodat een voorschot altijd lager zal moeten zijn dan een volledige maandnorm. Als er evident geen recht op bijstand is, dan wordt het wettelijk voorschot afgewezen en moet in beginsel de aanvraag ook meteen worden afgewezen. Het bedrag van het te verstrekken voorschot wordt bij een toekenning van de uitkering in één keer verrekend. Mocht er toch geen recht blijken te zijn, dan wordt het voorschot van de werkzoekende teruggevorderd. Bij de vaststelling van de hoogte van het wettelijk voorschot rekening gehouden met eventuele inkomsten van de werkzoekende of andere in de bijstand begrepen personen. Die inkomsten worden in mindering gebracht op het voorschot.

Het wettelijk voorschot moet iedere vier weken worden verstrekt. De werkzoekende wordt geacht er vier weken mee te doen. Het voorschot moet ambtshalve worden verstrekt. De werkzoekende hoeft het dus niet schriftelijk of mondeling aan te vragen.

In de praktijk moet het voorschot op de 25e dag (dus na drie en een halve week) verstrekt worden, zodat we zeker weten dat de werkzoekende op de 28e dag ook daadwerkelijk over het geld kan beschikken.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving
error: Content is protected !!
×